Een dag na de oefening vroeg de luitenant mij of ik zin had om een ritje naar Harderwijk te maken om munitie te brengen. Dat leek me wel wat. Ik zette twee grote rode vlaggen aan beide zijden van de jeep en met een vracht aan munitie in de aanhanger reden de luitenant en ik naar een schietbaan bij Harderwijk. Nu is dat onmogelijk maar destijds was deze schietbaan aan de kust en werd met scherp het IJsselmeer in geschoten. Allerlei wapens werden gebruikt; het mooiste was de punt 50 mitrailleur. Je kon er lekker ver mee schieten en het maakte een waanzinnig lawaai. Ergens in het meer lagen een aantal vaten die als doelwit werden gebruikt.

De week daarop was er weer een oefening. Dit keer serieus want we gingen naar Sennelager in Duitsland. De tocht erheen duurde van vroeg tot laat een hele dag omdat niet harder werd gereden dan zo’n 30 KM. Ik reed weer met de luitenant en moest steeds van voor naar achter rijden om de colonne in de gaten te houden. De goede man heette Coesfeld. Ik herinner mij dat nog omdat we langs een plaatsje kwamen dat zo heette. De man was helemaal verguld dat er een plaats naar hem was vernoemd – dacht hij.

In Sennelager weer allerlei oefeningen ook in samenwerking met tanks en artillerie.

Maar ik reed met mijn jeep stad en land af. O.a. moest ik regelmatig onze compagnie voorzien van het een en ander. Zo ook een koffieritje op een avond.

Ik ben de chauffeur van de jeep. Zie mijn eeuwige Garand ligt naast me in de auto. Achter mij zit een sergeant met een gamelle koffie tussen zijn benen. De man naast de jeep is de bataljons monteur.

Het was een zware dag geweest. De meeste soldaten lagen min of meer uitgeput op de grond. Wij deelden koffie uit aan iedereen die wij konden vinden en reden daarvoor over het terrein rond. Deze koffie werd, hoewel het werkelijk bocht was, door iedereen in dank ontvangen omdat dit het eerste warme vocht was dat we die dag kregen. Iedereen had zijn mok en etensblik bij zich waarin de koffie geschonken werd.
Wij dachten al onze klanten te hebben gehad toen we onder een 4x4 truck nog een paar benen zagen steken. Het bleek de bataljons monteur te zijn, die bezig was een auto weer in rijdbare staat te brengen voor de volgende dag.
Wat ben jij nog aan het doen?” vroeg de sergeant.
“Ik smeer nog een auto door” was het antwoord.
“Wil jij nog koffie?”
“Ja, heel graag, ik snak ernaar”
“Kom maar met je mok”.
“Die heb ik niet bij me, jullie zien toch dat ik nog werk!”
“Dan krijg je geen koffie”.
“Ja, maar ik wil wel koffie.
“Ik kan het moeilijk in je mond gieten”.
“Doe het dan maar in mijn vechtpet, want zonder koffie ga ik niet verder”.

Hij haalde de meest vette vechtpet van de hele divisie van zijn hoofd en wij goten een goeie hoeveelheid koffie erin. De vette kringen van in maanden verzameld smeervet kwamen direct boven drijven.

Hij heeft het overleefd.

Overigens, van de koffie werd beweerd dat het zo afschuwelijk smaakte omdat er kamfer doorgemengd werd; zogenaamd om ons libido in toom te houden.

Door naar volgend blad of naar beginscherm   of naar Overzicht