Op een dag, bij een ochtendappel, werd een mededeling van de staf van het 1e legerkorps voorgelezen. Men zocht een soldaat die Engels en Duits sprak, een militair rijbewijs had en van de lichting 58-2 of 3 was, die bereid was de rest van de diensttijd in Duitsland door te brengen. Omdat mij Assen al behoorlijk begon te vervelen meldde ik mij aan. Tot mijn verbazing – want ik dacht dat er wel honderden zich hadden aangemeld – werd ik een paar dagen later bij de compagniescommandant geroepen die mij vertelde dat ik was uitgekozen.

Ik kreeg een vrij reizen biljet en moest mij de volgende dag melden in Den Haag bij het Ministerie van Oorlog (zo heette dat toen nog). Met verscheidene hoge pieten had ik een gesprekje en ik werd aangenomen. Ze vroegen mij op de weg terug naar Assen via Apeldoorn te reizen. Dat werd mijn nieuwe basis van waaruit ik werd uitgezonden. Ze wilden dat ik een verklaring tekende om zeker te zijn dat ik uit vrije wil ging.

 

In Apeldoorn werd mij verteld dat ik mij een week later moest melden voor uitzending. Wel moest ik nog gauw een pokkenvaccinatie halen.

OP NAAR DUITSLAND. IN 1958 WAS DIT VOOR EEN JONGEMAN EEN HELE BELEVENIS

Door naar volgend blad of naar beginscherm   of naar Overzicht