Na 3 weken mocht je voor het eerst zaterdagmiddag de stad in. Biertje drinken; wel met hooggesloten kraag zodat iedereen kon zien dat je rekruut was. Zodra je een officier of onderofficier zag moest je model groeten. En wee je gebeente als je het vergat. Je naam werd opgeschreven en je werd terug gestuurd naar de kazerne.
Na een maand mocht je – ook weer in uniform met hoog gesloten kraag- voor de eerste keer een weekend naar huis. Tenminste als je geen arrest had vanwege de een of andere overtreding. Zaterdag ’s-morgens werd je naar de trein afgemarcheerd en zondagavond moest je weer terug zijn. 1 keer per 14 dagen had je vrij reizen.
De lessen werden gegeven door drie korporaals 1e klas; beroeps soldaten. Er was ook een sergeant majoor (de stip) waarvan beweerd werd dat hij nog aan de landing in Normandië had meegedaan. De meeste van ons dachten dat hij net die dag kamerwacht was geweest zodat hij niet overboord hoefde te springen. Op elke kamer werd een van de maten een week kamerwacht. Je hoefde dan niet aan de oefeningen mee te doen maar moest dan de kamer schoonhouden. De stip wist precies te vertellen wat je als kamerwacht moest doen en moest laten.
Door de week allerlei oefeningen en instructies.
Aan exercitie werd veel tijd besteed.
Helaas konden we de eerste paar dagen de commando’s niet verstaan. “Reg uit de flank, arus”, ging nog wel,(alhoewel de helft niet wist wat rechts of links was) maar wat te denken van “Peton, Gê ait”.
De tweede week eerste schietles met een karabijn in een loods. Dat was zo’n kermisding.
Daarna kregen we een echt geweer uitgedeeld; de Garand. Een loodzwaar geval, kompleet met bajonet.
Door naar volgend blad of naar beginscherm of naar Overzicht