Je leerde eerst hoe je hem uit elkaar kon halen en moest schoonmaken. Vooral dat schoonmaken was belangrijk want als je loop niet goed schoon was kreeg je straf en mocht je de kazerne niet uit. Bij de controle moest je je geweer met open kamer aan de korporaal model aanbieden. Deze stak dan z,n duim in de kamer en keek door de loop naar de duim en kon zo zien of de loop goed schoon was.

De exercitielessen waren daarna steeds met dat zware geweer. En dan man tegen man leren vechten. Met opgezette bajonet; korte steek, klap met kolf van onderen, lange steek, wel draaiend uittrekken. En daarbij hard schreeuwen. Jullie lijken wel een stel jonge meiden; schreeuwen moet je!

De derde week mochten we voor de eerste keer schieten op de schietbaan. Eerst je geweer inschieten, d.w.z. je vizier instellen: 3 klikken naar rechts, 4 klikken naar boven enzovoort. Dat was een feest.

Je richtte op een bord dat op ong. 150 m. stond. In een kuil onder de borden zaten jongens die met een pijlstok boven hun hoofd aanwezen waar het schot was ingeslagen. Als ze geen gat in het bord zagen dan zwaaiden ze met de pijlstok wat betekende misgeschoten. Je had een resultaten kaart waarop werd aangegeven hoe goed (of hoe slecht) je schoot. Als je misschoot werd er “niet te bepalen”genoteerd (NTB) Ik had heel veel NTB.

Ook moest je regelmatig naar de hindernisbaan. Omdat mijn geest flexibeler was dan mijn lichaam was dat een verschrikking voor mij. Hangen aan allerlei touwen, over hoge schuttingen klimmen en op handen en voeten door de modder onder lage poortjes door kruipen; niks voor mij. Dat kruipen heette tijgeren. Je moest drie sporen in de grond achterlaten; links, rechts en een in het midden, dan deed je het goed.

Ik had ontdekt dat als je maar een goede smoes had je niet aan de hindernisbaan hoefde mee te doen. Daarom zat ik hele middagen op de stoep bij de opticien van de kazerne, lekker in de zon.

Door naar volgend blad of naar beginscherm   of naar Overzicht